Nationaal Museum Kommandørgård
Rømø staat bekend om het grootste strand van Noord-Europa en veel bezoekers nemen de directe route van de Rømø-dam naar Lakolk Strand. Maar als je naar de noordkant van het eiland gaat, vind je een uniek juweeltje dat je - zelfs op een drukke zomerdag - terugbrengt naar de hoogtijdagen van het eiland.
De kapiteinswoning werd gebouwd rond 1748 en ligt op een kleine heuvel welke een uitstekend uitzicht over het uitgestrekte moerasgebied biedt. Het Nationaal Museum heeft de boerderij zoveel mogelijk gerestaureerd naar het uiterlijk van 1770. Van kamer tot kamer kun je het leven van de bewoners van de boerderij herbeleven te midden van de prachtige interieurdecoratie. Het rijkelijk versierde huis bevat uitzonderlijk goede voorbeelden van gedetailleerde 18e-eeuwse schilderingen en timmer-vakmansschap. In verschillende kamers zijn de muren versierd met Nederlandse tegels die typisch zijn voor die periode en het huis draagt duidelijke sporen van de culturele uitwisselingen die langs de hele Waddenzeekust plaatsvonden.
Ook de bijgebouwen zijn prachtig gerestaureerd en in de schuur kun je het skelet van een van de 16 potvissen die in 1996 op Rømø strandden van dichtbij bekijken. Rondom het skelet presenteert het plaatselijke museum op Rømø de tentoonstelling “Strandingen en schipbreuken op Rømø”. Dit zijn verhalen van dramatische gebeurtenissen op zee en de moedige redders die ooit levens hebben gered en gestrande goederen hebben geborgen ten bate van de reders en het eiland.
Het tijdperk van de walvisvaart
In de 17e en 18e eeuw brachten de zeehonden- en walvisvangst en de bloeiende buitenlandse handel welvaart naar het eiland, dat beroemd werd om zijn bekwame zeelieden. De kapiteins van de vissersschepen werden commandanten genoemd - en Rømø leverde een aantal van de beste.
De kapiteins van Rømø werden ingehuurd op Nederlandse en Duitse schepen die op walvis- en zeehondenjacht gingen in de Noord-Atlantische Oceaan. In de tweede helft van de 18e eeuw woonden er ongeveer 40 commandanten op Rømø. Hun landgoederen waren meestal weelderig ingericht en getuigden van hun rijkdom - met sierlijke meubels, innovatieve bouwmethoden en hoogwaardige bouwmaterialen uit landen als Nederland, Duitsland en Engeland. Na verloop van tijd werden ze bekend als “Kommandørgårde” (hofjes van de commandant).
Nationalmuseets Kommandørgård werd niet door een commandant gebouwd, maar kreeg als museum deze naam vanwege de gelijkenis met de oude Kommandørgårds op Rømø. Het gebouw kan worden gezien als een symbool van de welvaart van die tijd. De eigenaren van dit rijke landgoed behoorden tot de elite van het eiland, samen met de commandanten en andere zeer gerespecteerde mensen.